CRvB 1 oktober 2018 “In buitenland verkregen bewijs toegestaan in bestuursrechtelijke procedure”
Op 1 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een viertal zaken uitspraak gedaan.
De gemeenten en de Sociale verzekeringsbank (Svb) mochten het in Turkije verkregen bewijs van verzwegen onroerend goed in Turkije gebruiken om bijstand in te trekken en terug te vorderen.
Stelling CRvB: Onderzoek naar vermogen
“In de vier zaken gaat het om mensen die een vorm van bijstand ontvingen. Bijstandsverlenende instanties mogen controleren of bijstandsgerechtigden volledige en juiste inlichtingen hebben verstrekt over hun inkomen en vermogen. Zij mogen daartoe, ook in het buitenland, onderzoek instellen. In deze zaken is door de gemeenten en de Svb in Turkije onderzoek gedaan naar in dat land gelegen onroerend goed. De uitkomsten van die onderzoeken waren in alle gevallen reden om de bijstand in te trekken en terug te vorderen. De rechtbanken hebben in alle zaken geoordeeld dat dit mocht. Betrokkenen zijn tegen de uitspraken van de rechtbanken in hoger beroep gegaan bij de CRvB.”
Ingevolge artikel 53a Participatiewet komen bestuursorganen (Svb of gemeenten) het recht toe om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Dit artikel is echter geen vrijbrief voor het instellen van onderzoek in elke gewenste vorm. Het bijstandsverlenend orgaan dient zich onder meer te houden aan de grenzen van artikel 8 EVRM. De vraag die hier voorligt is niet of het bestuursorgaan onderzoek mocht doen. De focus ligt op de werkwijze – de methodiek – waarop het onderzoek wordt ingesteld en of deze werkwijze de kritische toets van het EVRM kan doorstaan.
Stelling CRvB: Nederlands recht beslissend
“De CRvB heeft geoordeeld dat Nederlands recht, waaronder verdragenrecht, beslissend is voor de vraag of door Nederlandse gemeenten en de Svb in het buitenland verkregen bewijs mag worden gebruikt in een bestuursrechtelijke procedure over bijstand. Volgens de Nederlandse regels doet niet ter zake of de Turkse regels correct zijn toegepast bij het onderzoek naar verzwegen onroerend goed. Gemeten naar de Nederlandse regels is in deze zaken het bewijs rechtmatig verkregen. Het privéleven van betrokkenen was niet geschonden, zij konden dat bewijs aanvechten en het is niet op onbehoorlijke wijze verkregen. De gemeenten en de Svb mochten het bewijs daarom gebruiken.”
De CRvB hanteert als uitgangspunt de regels en wetten zoals deze gelden in Nederland. Als het onderzoek in Nederland deugt dan deugt het ook in andere landen, aldus de CRvB. Het onderzoek vindt echter plaats op het territorium van een ander land. Op basis van het territorialiteitsbeginsel dient het rechtssysteem van het land alwaar het onderzoek plaats vindt te worden gerespecteerd.
De CRvB redeneert hier tegenstrijdig. Eerst stelt men dat het uitgangspunt het Nederlands recht is. Vanuit dat vertrekpunt maakt het per saldo dan niet uit hoe het bewijs in Turkije is verkregen. Immers het Nederlands recht prevaleert volgens de CRvB. Vervolgens stelt de CRvB:
“Het privéleven van betrokkenen was niet geschonden, zij konden dat bewijs aanvechten en het is niet op onbehoorlijke wijze verkregen.”
De stelling dat het bewijs aanvechtbaar is en niet op een onbehoorlijke wijze verkregen is maakt de weg vrij voor de volgende stelling, namelijk het Turks recht is wel degelijk van belang. Immers, als het naar Turks recht onbehoorlijk c.q. onrechtmatig verkregen zou zijn dan zou het bewijs wel uitgesloten zijn. Dit heet de zogenaamde ‘indruisregel’ en is reeds vaker door de CRvB bevestigd (zie o.a.: 16 oktober 2012 ECLI:NL:CRVB:2012:BY0343)
De CRvB gaat in deze vier uitspraken finaal voorbij aan het feit dat er momenteel zowel in het bestuursrecht maar ook in het strafrecht diverse onderzoeken lopen naar de werkwijze van het Sociaal Attaché van de Nederlandse ambassade te Ankara, Turkije. Gebleken is namelijk dat Nederlands ambassadepersoneel (middels tussenkomst van geanonimiseerde buitendienst-medewerkers) zich de toegang verschaffen tot diverse voor het publiek niet direct toegankelijke internetsites (kadaster, gemeente, WOZ aanslagen etc.). De sites die men bezoekt dient middels inlogcodes ofwel wachtwoorden te worden ontgrendeld. De inloggegevens zijn niet door de burgers aangeleverd, echter voornoemde buitendienstmedewerkers verschaffen zich wel de toegang tot deze sites. De CRvB heeft in een lopende zaak – ondanks herhaalde verzoeken daartoe om deze werkwijze te onderzoeken – volstaan met een schriftelijke reactie van de Nederlandse ambassade waarbij de werkwijze met een enkele blote stelling werd ontkend.
Stelling CRvB: Gemeente mocht bewijs Svb gebruiken
‘In één van de vier zaken wordt de vraag beantwoord of een gemeente gebruik mocht maken van door de Svb aan de gemeente gegeven informatie. Het ging daarbij om door de Svb in Turkije verricht onderzoek, dat volgens de betrokkenen onrechtmatig was. De CRvB oordeelt dat de rechter eerst moet beoordelen of de Svb het bewijs rechtmatig heeft verkregen. Bij onrechtmatigheid van dat bewijs geldt dat de gemeente dit slechts in uitzonderlijke gevallen niet mag gebruiken. Om te bepalen wat zo’n uitzonderlijk geval is sluit de CRvB aan bij het indruis-criterium, dat is ontleend aan rechtspraak van de Hoge Raad. Het indruis-criterium komt er in dit geval op neer dat door de gemeente ontvangen informatie van de Svb ontoelaatbaar is in de procedure bij de gemeente, als de wijze waarop de Svb die informatie heeft verkregen zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat gebruik van dit bewijs onder alle omstandigheden is uitgesloten. In dit geval is niet komen vast te staan dat het bewijs van de Svb onrechtmatig is. De gemeente mocht het bewijs van de Svb hoe dan ook gebruiken”
De Svb voert projectmatig onderzoeken uit naar AIO-gerechtigden. De stelling van appellanten is dat de Svb dit onderzoek uitvoert en hierbij discrimineert naar etniciteit. De CRvB heeft inmiddels meermalen uitgemaakt – hierbij de lijn van het EHRM volgend – dat direct onderscheid naar etniciteit verboden is en dat het bewijs verkregen uit dat soort onderzoeken buiten het bereik van de besluitvorming dienen te vallen.
De projectmatige onderzoeken van de Svb zijn aangevangen in 2013 en duren voort. De controle was in 2013 gericht op Suriname en Bosnië geboren AIO-gerechtigden. In 2015 betrof de controle onder meer AIO-gerechtigden die in Turkije zijn geboren en van 2016 tot en met 2019 is de controle gericht op de overige AIO-gerechtigden. De laatste zinsnede is van belang, omdat de Svb hiermee impliceert dat zij niet discrimineert en dat alle AIO-gerechtigden subject van onderzoek zullen zijn.
Gebleken is echter dat in diverse andere zaken de Svb een andersluidend standpunt inneemt, namelijk dat het onderzoek in het jaar 2013 Marokko betrof, 2014 betrof Suriname en 2015 betrof Turkije. Tussen 2016 en 2019 is de controle gericht op de overige in het buitenland geboren AIO-gerechtigden. (onder andere r.o. 8.2 uit uitspraak van 13 juli 2018, rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht. AWB 17/1969).
De laatste zinsnede is belangrijk om vast te stellen dat hiermee wel degelijk sprake is van een onderscheid naar etniciteit. Door te stellen dat de onderzoeken in de periode 2013 tot 2019 uitsluitend gericht zijn op AIO-gerechtigden met een geboorteplaats buiten Nederland, wordt er wel degelijk onderscheid gemaakt onder AIO-gerechtigden, namelijk tussen de groep ‘allochtonen – autochtonen’
Alhoewel de schijn wordt gewekt dat met de vier uitspraken van vandaag een nieuwe lijn in de jurisprudentie is uitgestippeld is dit geenszins aan de orde. In feite heeft de CRvB zijn eerder in de jurisprudentie ingenomen standpunten herhaald. Alhoewel naar mijn stellige overtuiging de CRvB ervan overtuigd is dat de wijze waarop de onderzoeken in Turkije plaatsvinden onrechtmatig zijn, lijkt het er sterk op dat de CRvB het zich niet kan permitteren om een voor bestuursorganen onwelgevallige uitspraak te doen. Immers de basis voor de onderzoeken liggen in Turkije. Via inschakeling van de Nederlandse ambassade hebben bestuursorganen de onderzoeken in eigen hand. Als die mogelijkheid tot het doen van onderzoeken de bestuursorganen wordt ontnomen zijn zij overgeleverd aan de medewerking van de Turkse overheid. Nederland wenst zich onder geen enkel beding in een dergelijke positie te manoeuvreren. Deze laatste stelling is door procesvertegenwoordigers van de Svb en gemeenten vaker geopperd. Indien de CRvB de onderzoeken in Turkije als onrechtmatig zou bestempelen zal dit de werking van artikel 53a Pw ondermijnen. Bestuursorganen zouden dan in feite worden lamgelegd. Een ontwikkeling welke onwenselijk en onwerkbaar is, aldus bestuursorganen.
Rasim Küçükünal
Advocaat
Schiedam, 1 oktober 2018